Casus 2: Niet bang zijn voor meningsverschillen

Een vrouwelijke medewerker van een callcenter kampte al jaren met morbide overgewicht toen ze zich bij haar bedrijfsarts meldde. Verschillende operaties hadden onvoldoende of slechts tijdelijk effect gehad. Vanwege haar emotionele toestand op dat moment, raadde hij haar aan om contact op te nemen met een psycholoog. En om 40 kilo af te vallen. Dat laatste viel verkeerd.

Werk als herstelfactor

Als bedrijfsarts Bert Verhoeven de vrouw eind 2016 spreekt, ‘zit ze er emotioneel helemaal doorheen’. Ze heeft veel lichamelijke klachten als gevolg van haar overgewicht, ondanks eerdere operaties. ‘Haar lichaam zat haar enorm in de weg. Ze had pijn, was benauwd en sliep slecht.’ De vrouw lijdt aan lipoedeem, meestal een gelokaliseerde, extreme opeenhoping van lichaamsvet. Maar voordat die diagnose gesteld wordt, heeft zij onder andere al een maagband laten plaatsen. Verhoeven raadt haar aan om in gesprek te gaan met een psycholoog. Via de huisarts komt zij in contact met psycholoog Jackie van der Werff, die vaststelt dat er meer aan de hand is dan alleen een lichamelijke aandoening: ‘Er was in haar eigen omgeving geen enkel begrip voor haar overgewicht.’

Olie op het vuur

Verhoeven gooit onbedoeld olie op het vuur als hij de vrouw aanspoort om af te vallen. Van der Werff belt hem direct op als ze dat van haar patiënt hoort. ‘Je moet discussie niet uit de weg gaan, vind ik. Meningsverschillen zorgen ervoor dat je de casus met frisse blik bekijkt. Niet met de vraag wie er gelijk heeft, maar wat het beste is voor de patiënt.’ Het was een valse start, beaamt Verhoeven. ‘Gelukkig kon ik het met de patiënt bespreken en bleek ze vergevingsgezind.’ Na overleg met Verhoeven en Van der Werff besluit de vrouw om snel weer gedeeltelijk aan het werk te gaan. ‘Werk is soms een stressfactor maar ook een belangrijke herstelfactor’, vertelt Van der Werff. ‘Het is fijn om ergens te zijn waar je iets bijdraagt – ook al is het maar een paar uur per dag.’

Vertrouwensband

Van der Werff en Verhoeven wisten elkaar steeds snel te vinden als overleg nodig was, bijvoorbeeld over terugkeer naar de werkvloer, vertelt Van der Werff: ‘Het is heel belangrijk dat je een vertrouwensband hebt, niet alleen met je patiënt maar ook met de bedrijfsarts. Omdat de bedrijfsarts dossierhouder is, stuur ik na toestemming van de patiënt altijd een brief om te melden dat de patiënt bij mij in behandeling is. Ik beschrijf ook kort welk behandelprotocol we volgen en ik laat weten dat ik beschikbaar ben voor mondeling overleg.’ Bedrijfsartsen zouden eigenlijk structureel deel moeten gaan uitmaken van de behandelsector, vindt Verhoeven, die ook BACO is (Bedrijfsarts Consulent Oncologie). ‘Ik ervaar dat ik als BACO makkelijker en adequater met andere zorgverleners kan afstemmen.’

Tegenwerken

De patiënt heeft ondertussen vanwege haar lipoedeem vier nieuwe operaties ondergaan en het gaat relatief goed met haar. Zij is tevreden met het resultaat en werkt weer volledig. Verhoeven constateert dat bedrijfsartsen en zorgverleners elkaar nog te weinig vinden. ‘Sommige bedrijfsartsen vinden dat ze het zelf allemaal wel weten. Maar als een patiënt of diens zorgverlener laat weten dat werken niet mogelijk is, moet je dat altijd serieus nemen.’ Spelen er ook tegenstrijdige belangen? Dat denken we misschien wel eens, vindt Van der Werff, maar daar is zelden sprake van. ‘Alle partijen hebben er belang bij dat zieke werknemers zo snel mogelijk hun leven en daarmee hun werk weer oppakken. Zo moet je ook omgaan met meningsverschillen: maak er geen machtspelletje van, maar zie ze als een kans om van elkaar te leren.’