Expertsessie 3 - Stof tot nadenken: de zaak chroom-6 - Ric van Poll (RIVM)

Veilig werken met gevaarlijke stoffen waaronder chroom-6 is niet altijd vanzelfsprekend. Werknemers op vijf POMS-locaties van Defensie hebben onveilig gewerkt met chroom-6 en sommigen zijn daardoor mogelijk ziek geworden. Dit zijn voorbeelden van (niet) stofvrij werken in het verleden: wat leert dit ons voor arbozorg in het heden?

Ook een groep deelnemers aan het re-integratieproject tROM in Tilburg werkte onveilig met chroom-6 bij schuurwerkzaamheden aan oude treinstellen. De arbowet en -regelgeving werden eind 20e en begin 21e eeuw aangescherpt, maar de toepassing ervan bleef achter. Het RIVM deed onderzoek naar onder andere de POMS en tROM chroom-6-cases om antwoord te geven op de vraag: welke arbowet en -regelgeving golden er en hoe werden ze toegepast bij POMS en tROM? Aan de hand van deze vraag legde Ric van Poll van het RIVM uit hoe er op de POMS en in het tROM re-integratieproject werd gewerkt.

De werkzaamheden op de POMS-locaties werden van 1983 tot en met 2006 uitgevoerd, het betreffende tROM-project liep van 2004 tot en met 2012. In 2014 startte het RIVM een onderzoek naar de POMS-case, in 2015 begon ze haar onderzoek naar tROM. Beide onderzoeken werden in 2018 afgerond en hadden als voornaamste doel om inzicht te geven in de toepassing en handhaving van wet- en regelgeving, in het bijzonder op het gebied van chroom-6. De onderzoeken wezen onder meer uit dat men bij tROM noch op de POMS-locaties bekend was met chroom-6, al noemde Defensie chroom-6 in 1973 al in haar lesmateriaal. De gezondheidsrisico’s van chroom-6 waren binnen Defensie bekend maar niet op de POMS-locaties en niet bij tROM. Sinds 1991 gold voor werkgevers de verplichting om een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te hebben. Echter bleek de RI&E een papieren tijger, aldus Van Poll. De veiligheidsvoorschriften werden bij POMS noch tROM consequent nageleefd en gehandhaafd. Volgens de begeleiders van re-integratietraject tROM was de naleving en handhaving op orde, maar deelnemers aan het traject weerspreken dit. Verder wees het RIVM-onderzoek uit dat de STOP-strategie niet werd opgevolgd. Deelnemers aan het tROM-traject schuurden bijvoorbeeld met de hand, zonder afzuiging en soms zonder (adequate) persoonlijke beschermingsmiddelen.

Van Poll trekt hieruit een aantal lessen:

  • We moeten verder kijken dan “de papieren werkelijkheid”. In het geval van POMS en tROM bleek dat de RI&E niet leidde tot de gewenste veranderingen in de praktijk;
  • Arbobeleid moet geïnternaliseerd worden. Het moet vanzelfsprekend zijn;
  • En in aanvulling daarop: De inspectie moet verder kijken dan het incident waar ze voor komen of de vraag die ze moeten beantwoorden.

Ten slotte wierp een aanwezige op dat de onveilige praktijken bij POMS en tROM te veel ingekaderd worden als een chroom-6-issue, terwijl het volgens sommigen eigenlijk eerder een werkgeversissue is. Er was sprake van onzorgvuldig werkgeverschap. Ook moet de opdrachtgever beter betrokken zijn bij de praktijk, en niet de verantwoordelijkheid uitbesteden aan de opdrachtnemers die het uitvoerend personeel aansturen. En we moeten elkaar scherp houden. De huidige focus op chroom-6 mag ons bijvoorbeeld niet doen vergeten dat élke vorm van fijnstof potentieel schadelijk is.

Download hier de presentatie van expertsessie 3 - Stof tot nadenken: de zaak chroom-6.