In gesprek met Brandweer Brabant Noord
“Ik kwam een bezoeker tegen in de brandweerkazerne van Den Bosch die vroeg: ‘Brandt het hier nooit meer? Ik ruik nooit meer rook!’ Dat was een heel groot compliment.” - in gesprek met Malonka Bayens en Jasper Derks van Brandweer Brabant Noord.
Voor brandweermensen hoort het erbij: in de rook staan. Gevoelsmatig zien zij dat niet direct als iets wat gevaarlijk is. Maar in feite is rook “een cocktail van gevaarlijke stoffen”. Malonka Bayens (arbocoördinator) en Jasper Derks (veiligheidsdeskundige en projectleider van de gedragveranderingspilot voor veilig werken met gevaarlijke stoffen) van brandweer Brabant-Noord vertellen over hun aanpak van de risico’s van rook. “Een helm zwart van het roet was vroeger stoer. Dan had je ervaring.” Hoe maak je witte helmen stoer?
Hoe ze dat aanpakten?
“We probeerden ze een beetje te kietelen met een quiz. We begonnen met een vraag als ‘Loop je wel eens in de rook?’ Driekwart zegt dan van niet. Als je daarna vraagt of ze na een brand wel eens zwart snot hebben, zegt ineens 80 procent ja! Dat valt niet met elkaar te rijmen. Het bleek een effectieve manier om mensen te confronteren met hun eigen risicovolle gedrag.” Door deze aanpak begonnen brandweerlieden elkaar aan te spreken en kennis uit te wisselen. “Mensen die bij de brandweer werken hebben daarnaast vaak nog een andere baan. Automonteur bijvoorbeeld. Zo iemand brengt ervaring mee uit de garage,” vertelt Bayens. Wat ook hielp: onder de vrijwilligers waren er mensen die in de arbeidshygiëne werkten. Zij waren ook bereid mee te denken. Verder kreeg iedere kazerne een ‘ambassadeur schoon werken’: iemand die komt van de werkvloer en het onderwerp interessant vindt. Bayens: “Ambassadeurs zijn heel belangrijk. Ze zijn onze ogen en oren. Bovendien brengen ze onze boodschap over en vragen uit hun post boven tafel. Niet alle brandweermensen staan te springen als je ze vertelt dat ze hun manier van werken moeten aanpassen. Juist daarom is het belangrijk om iemand van de werkvloer die boodschap uit te laten dragen.”
Bewustwording was dus stap één
Een half jaar na de start van het project begonnen Bayens en Derks met concrete maatregelen. Belangrijke onderdelen van hun strategie: blootstelling aan rook minimaliseren en een strikte scheiding tussen vuil en schoon materieel. Maar ook een grotere mate van eigen verantwoordelijkheid. “We kunnen allerlei fancy dingen gaan doen, maar zo zitten brandweermensen niet in elkaar. Het moet praktisch en functioneel zijn,” aldus Derks. Zo kreeg iedereen een eigen krat met eigen spullen. Die moet iedere brandweerman of -vrouw zelf schoonhouden. “Op die manier maak je mensen zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid,” legt Bayens uit. Ook de manier waarop brandweerkleding wordt gewassen, is grondig aangepakt. “We gebruiken nu afgesloten zakken om de kleding in te wassen. Deze gaan pas open als ze in de wastrommel zitten, zodat de mensen in de wascentrale niet direct in aanraking komen met vuile werkkleding. Daarnaast is de werkplaats verbouwd, waardoor we nu aparte ruimtes voor vuile en schone spullen hebben. Zo’n aanpak kost tijd. Je moet nadenken over zo veel stapjes: Hoe halen we vuile spullen op? Op welke manier wassen we de pakken? Welk wasprogramma is daarbij het best? En hoe drogen we de pakken daarna? Zo hebben we secundaire blootstelling bijna teruggebracht naar nul.”
Tegelijkertijd is de organisatie gestart met het investeren in nieuwe pakken en luchtafvoersystemen. De nieuwe pakken zijn niet langer zwart, maar kaki. Op die manier is het vuil beter zichtbaar. In de verbouwde wascentrale hebben alle ruimtes – die voor het verzamelen van de was, voor wassen en voor drogen – een eigen luchtafvoersystem. Dankzij die luchtafvoersystemen hoeven de medewerkers in de wascentrale geen persoonlijke beschermingsmiddelen meer te dragen om veilig te kunnen werken.
Kunnen Bayens en Derks hun mensen volledig beschermen tegen de gevaren van rook?
“Nee. Wij hebben altijd gezegd: als werkgever kunnen wij jullie voor 80 procent beschermen, de resterende 20 procent is afhankelijk van het eigen gedrag. Het is eenmaal zo dat je als brandweer vaak te maken hebt met acute situaties waarin rook en andere gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Maar hoe je dan handelt en of je jezelf aan die stoffen blootstelt is dan een eigen keuze. Die keuze maken onze mensen nu bewust,” vertelt Derks. Dit bewustzijn is cruciaal om de risico’s nog verder terug te dringen. Bayens: “We nemen ook organisatorische maatregelen. Dankzij de waszakken wordt vuil niet meegenomen naar onze kazernes. Naar een autobrand hoeven we niet vier mensen te sturen, twee is genoeg. En die twee werken nu dus stukken veiliger. Een ander voorbeeld: als de rook draait, houden we de luiken van de wagen dicht, zodat ook deze schoon blijft.”
Bayens en Derks hebben dus duidelijk vooruitgang geboekt. Wel zien ze nog ruimte voor verbetering. “We hopen in de toekomst op een landelijke veiligheidsprocedure. Wat betreft veilig omgaan met rook zien we nu nog een gebrek aan uniformiteit binnen de landelijke opleiding, bij de leveranciers en in de werkwijzen binnen verschillende kazernes. Zolang dat nog niet gebeurt, gaan we zelf langs om te kijken hoe ze het aanpakken in andere regio’s. Daar leren we veel van. Zo heeft Twente ons geïnspireerd om secundaire blootstelling tegen te gaan. Dat kun je volledig uitbannen.”