“Alleen hulpmiddelen aanbieden is niet genoeg”

“Alleen hulpmiddelen aanbieden is niet genoeg”

Preventiemedewerker John begon 43 jaar geleden als monteur bij de grootste fabrikant van meelproducten in Nederland. John heeft verschillende functies gehad en kent het bedrijf van haver tot gort: ‘Drie jaar geleden werd me gevraagd om preventiemedewerker te worden.  Je ziet een heel andere kant van het bedrijf. Veel collega’s werken hier al lang, twintig of dertig jaar is echt geen uitzondering. Dan is het prettig als je bij kunt dragen aan hun veiligheid en gezondheid.’

De fabriek in Rotterdam is een historisch gebouw. Het heeft de afgelopen jaren de nodige aanpassingen ondergaan om te voldoen aan de moderne eisen van gezond en veilig werken. Daarbij is ook gekeken naar de aanpak van lichamelijke belasting vertelt John: ‘Van buiten is het dezelfde oude fabriek, maar binnen is er veel vervangen en veranderd. We hebben bijvoorbeeld elektrische takels voor het verplaatsen van het grote werk. En er zijn bordessen gemaakt op werkplekken waar sporadisch iemand komt. Vroeger was de mentaliteit dat op zulke plekken geen bordes nodig is. Maar als je er aan de slag moest voor een reparatie of om een blokkade op te lossen, stond je in één of andere rare houding of moest je een stuk klimmen. Dat soort plekken pakken we tegenwoordig aan.’

“De veiligheidscoaches zijn mijn ogen en oren op de werkvloer”

‘Preventiemedewerker is een heel andere tak van sport dan monteur,’ merkt John. Hij gebruikt daarom niet alleen zijn eigen ervaring, maar schakelt ook experts in. Rug- en schouderklachten zijn de meest voorkomende problemen. 'Ik heb de afspraak met onze bedrijfsarts dat ze me laat weten als iemand zich met dit soort klachten meldt. Dan zoek ik uit wat de oorzaak kan zijn en hoe we dat kunnen oplossen. Binnen het bedrijf heb ik alle teams bovendien gevraagd een veiligheidscoach te kiezen. Dat is een mooi gezelschap geworden van ervaren rotten en jonge medewerkers. Zij zijn mijn ogen en oren op de werkvloer. Ik loop veel rond, maar kan niet overal tegelijk zijn, zeker niet in zo’n groot gebeuren als dit dat volcontinue draait.’ 

Frans is een van die veiligheidscoaches: ‘Ik ben als procesoperator verantwoordelijk voor een gedeelte van het productieproces en sinds maart ben ik ook veiligheidscoach.’ Frans is blij met de maatregelen die John heeft getroffen, zoals de introductie van kleine rolcontainers voor het vervoeren van grote objecten: ‘Dat was nodig want de dozen en vaten waarmee we werken, gaan door hun omvang en gewicht soms een eigen leven leiden. Zo’n rolcontainer gebruik ik nu voor de meest uiteenlopende zaken, zelfs als het iets lichts is. Toen ik een oudere collega attendeerde op de rolcontainer, werd er eerst gelachen. Maar nu? Soms ben ik die containers zelfs kwijt! Dat is een goed teken, want dat betekent dat ze worden gebruikt.’

“Je moet mensen blijven attenderen, anders vallen ze terug in oude gewoontes”

John doet zijn best om zoveel mogelijk technische oplossingen te bieden: ‘In de fabriek en in het laboratorium hebben we het meest te maken met tillen en dragen. Onze taplijnen zijn geautomatiseerd, waardoor we veel minder handmatig met zakken van 20-25 kilo sjouwen. Maar soms ontkom je er niet aan. Als je ergens een product van een andere producent bij moet mengen bijvoorbeeld. Of als er eens iets misgaat in de taplijn en een baal beschadigd raakt: die moet je er handmatig tussenuit halen. Dan komt het aan op training in werkhouding en gebruik van juiste middelen. Daar zijn we de afgelopen jaren druk mee bezig geweest, samen met een extern bureau. Ze hebben mensen gefilmd, terwijl ze werkten. Die beelden hebben we gezamenlijk bekeken en besproken. Daarbij werd uitgelegd wat er mis was, wat de gevolgen kunnen zijn en hoe het anders kan. Daar moet je mensen op blijven attenderen, want anders vallen ze terug in oude gewoontes. De coaches op de werkvloer, helpen me daarbij. Komen ze er onderling niet uit, dan komen ze naar mij.’ 

John: ‘Via de coaches komen er ook nieuwe dingen op tafel, waar we een oplossing voor kunnen zoeken. Bij een van de menglijnen bijvoorbeeld moeten bij elke charge elf zakken handmatig gestort worden. De stortgaten zaten in de vloer, je kunt je voorstellen dat dat heel wat lichamelijke belasting oplevert. We hebben daar een storttafel gemaakt op staande werkhoogte met een vaste aansluiting op de menger en een rails met vacuümheffer waarmee ze die zakken zó van pallet naar tafel kunnen brengen.’

“Spreek waardering uit aan degene die zich aanpast aan de nieuwe situatie”

Ook duwen en trekken is een aandachtspunt in het productieproces: ‘De rolcontainers worden tegenwoordig automatisch gevuld, maar zo’n container met 20 zakken van 25 kilo moest nog wel met de hand naar de vrachtwagens worden gereden. Daar hebben we een mover voor gekocht. Gelijktijdig hebben we uitgelegd wat er met je gewrichten gebeurt als je zo’n kar handmatig trekt. Dat is nodig, want anders wordt zo’n mover niet gebruikt. En nog kreeg ik terug dat ze hem liever niet gebruiken, omdat het te lang duurt. Dat geeft niks, zei ik, dan duurt het maar wat langer. Maar het bleek dat de chauffeurs daardoor ook langer moeten wachten. We kijken nu of we dat gebied anders kunnen inrichten, zodat de rolcontainers dichter bij de vrachtwagens opgeslagen worden. Soms moet je verder kijken: alleen hulpmiddelen aanbieden is niet genoeg.’

Tot slot heeft Frans nog een tip om tot een constructief gesprek te komen op de werkvloer: ‘Kom je een collega tegen die niet werkt volgens de geldende procedures, probeer het niet op een autoritaire manier op te lossen. Dat wil nog wel eens verzanden in een onproductieve discussie. Om het ijs te breken, spreek ze aan op een losse manier, niet als een betweter. En spreek ook je waardering uit aan degene die zich aanpast aan de nieuwe situatie.’