Expertsessie 6 - Beleid RWS chroom-6 in vrijgekomen materialen - Michiel Brokamp (RWS)

Wat doen we met chroom-6 in materiaalstromen? De afvoerende partij is wettelijk verplicht de samenstelling van hun afval in kaart te brengen. Op die manier weten afvalverwerkers welke veiligheidsmaatregelen ze moeten treffen. Er heerst nog veel onduidelijkheid rondom chroom-6 in afvalstromen. Wie is verantwoordelijk voor wat? En hoe traceer je chroom-6 in afval? Michiel Brokamp van Rijkswaterstaat licht toe hoe RWS hiermee omgaat.

Brokamp legt uit dat materialen die vrijkomen bij werkzaamheden soms herbruikbaar zijn en soms niet. In dat laatste geval spreken we over afval. De vrijkomende materialen op RWS-projecten vervallen standaard aan de opdrachtnemer. Daarbij plaatst hij wel een kanttekening: Rijkswaterstaat onderzoekt hoe de organisatie veilige verwerking zeker kan stellen indien zij niet hergebruikt kunnen worden. Zo wordt de mogelijkheid onderzocht om specifieke eisen te stellen aan verwerking van vrijkomende materialen met chroom-6. Brokamp schetst zo’n situatie: “Als je een brug hebt als opdrachtnemer kun je die opnieuw gebruiken. Dat is duurzaam en daar zijn we voorstander van. Maar het is moreel niet wenselijk dat de brug in een ander land wordt geplaatst waar minder hoge eisen worden gesteld op het gebied van afval, waarna de brug na verloop van tijd gedumpt wordt.” Duurzaam en veilig gebruik van vrijkomende materialen is dus een belangrijk speerpunt voor Rijkswaterstaat.

Rijkswaterstaat maakt onderscheid tussen vier afvalstromen met chroom-6: verduurzaamd hout, verfsnippers/stof, staalgrit en schroot. Met name deze laatste twee stromen leveren momenteel problemen op. Opdrachtnemers lopen er tegenaan dat partijen vervuild grit geweigerd worden voor verwerking. En kun je chroom-6-houdend staalgrit überhaupt hergebruiken? Ook met betrekking tot chroom-6 in schroot is er veel onwetendheid, waardoor afvoer stagneert. Idealiter bevatten producten na omsmelten geen chroom-6 meer en worden werknemers tijdens verwerking beschermd tegen vrijkomend chroom-6. Maar hoe doe je dit? En houd je het schroot dat chroom-6 bevat gescheiden om zeker te weten dat het niet verdwijnt tussen ander materiaal en ontraceerbaar wordt?

Op dit moment heeft Rijkswaterstaat geen complete inventarisatie van de aanwezigheid van chroom-6. Dat is niet te doen en ook niet nodig, legt Brokamp uit. Veiligheids- en gezondheidsrisico’s ontstaan tijdens werkzaamheden aan de chroom-6-houdende conserveringen. Pas voorafgaand aan (uitbesteding van) werkzaamheden moet daarom worden onderzocht of er chroom-6 aanwezig is. Dit gebeurt altijd door middel van labtesten, omdat andere testen niet betrouwbaar genoeg zijn bevonden.

Brokamp benadrukt dat Rijkswaterstaat open staat voor input uit het veld. Zelf zijn ze immers ook nog zoekende. Zijn oproep wordt meteen beantwoord door iemand in de zaal: “De aanbestedingscontracten zijn vaak op oude methoden gestoeld. Ik ken genoeg alternatieve verwerkingsmethoden, maar de eisen zijn zodanig dat ik die niet kan aanbieden.” “Goed punt,” antwoordt Brokamp, “dat neem ik mee.”

Belangrijkste lessen:

  • Rijkswaterstaat maakt onderscheid tussen vier afvalstromen: verduurzaamd hout, verfsnippers, straalgrit en schroot. Met name deze laatste twee stromen zorgen voor problemen;
  • Bij RWS-projecten is de opdrachtnemer contractueel verantwoordelijk voor de vrijkomende materialen;
  • Met betrekking tot vrijkomende materialen staan veiligheid en duurzaamheid bij RWS hoog in het vaandel;
  • Verwerking van chroom-6-houdend afval is lastig.

Download hier de presentatie van expertsessie 6 - Beleid RWS chroom-6 in vrijgekomen materialen.