Toekomstige arbeidsomstandigheden in twee verschillende werelden
Op 9 juli organiseerde het ministerie van SZW een zevende virtuele focusgroep (in een reeks van zeven) om in gesprek te gaan over de toekomst van arbeidsomstandigheden. De focusgroep werd georganiseerd in het kader van de Arbovisie 2040 en werd bijgewoond door vertegenwoordigers van de NVVK, Workstyles, BM Bedrijfsgezondheid, TakeAway, NIP, Achmea, Rijkswaterstaat, TNO en het ministerie van SZW.
Het doel van de focusgroep was om met elkaar van gedachten te wisselen over de toekomst van arbeidsomstandigheden en de kansen en risico’s in kaart te brengen die kunnen ontstaan in verschillende scenario’s. Als uitgangspunt voor de discussie werden twee uiteenlopende scenario’s genomen: 1) ‘technostretch’ en 2) ‘pechvogel’.
De technostretch
In het ene scenario, ‘technostretch’, gaat het goed met de economie. Werkenden, met name die ICT-vaardig zijn, zijn gewild op de arbeidsmarkt en hebben een gunstige positie. In een wereld als deze kan men met behulp van tools en applicaties steeds slimmer en efficiënter werken en worden verschillende disciplines meer met elkaar gecombineerd, waardoor we meer multi-skilled professionals krijgen. Ook ontstaat er meer diversiteit in werk, waardoor werknemers minder langdurig worden blootgesteld aan één risicofactor voor beroepsziekten (bijvoorbeeld één bepaalde stof).
Aan de andere kant kan een wereld zoals deze ertoe leiden dat werkenden last krijgen van technostress, de autonomie van werknemers kan aangetast worden als gevolg van technologisering en er kan een grotere afstand ontstaan tussen werknemer en werkgever (ook door meer thuiswerken). Daarnaast is het risico op psychosociale arbeidsbelasting groter in deze wereld en hebben laagopgeleide zzp’ers en arbeidsmigranten meer begeleiding, aandacht, training en bijscholing nodig.
De pechvogel
In het tweede scenario, ‘de pechvogel’ gaat het slecht met de economie en heerst er veel werkloosheid. Werkenden hebben een minder sterke positie.
In dit scenario hebben werknemers een sterkere drang om zich te organiseren (bijvoorbeeld in vakbonden), neemt de overheid een grotere rol en er is minder aandacht en ruimte voor goede arbeidsomstandigheden. Dat betekent ook dat er meer werk is voor veiligheidskundigen en arbeids- en organisatiepsychologen. In deze wereld is er daarnaast minder aandacht voor gevaarlijke stoffen en voor goed onderhoud van machines, er ontstaat een grotere kloof tussen arm en rijk en de medicalisering van arbo neemt toe.