Wat zegt de wet over licht op het werk?

Werkgevers zijn verplicht om te zorgen voor goede verlichting op het werk.

De wet (artikel 6.3 van het Arbobesluit) schrijft bijvoorbeeld voor dat: 

  • Arbeidsplaatsen en verbindingswegen zodanig verlicht moeten zijn dat het licht geen risico oplevert voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. 
  • Er voldoende daglicht binnen moet kunnen komen op werkplekken en dat er voldoende voorzieningen voor kunstverlichting aanwezig moeten zijn. 
  • De kunstverlichting op zo’n manier moet zijn aangebracht dat er geen gevaren kunnen ontstaan en ongevallen kunnen optreden.   
  • Kunstlicht een kleur moet hebben die de veiligheid of gezondheid van werknemers niet nadelig kan beïnvloeden. 
  • In artikel 6.4 van het Arbobesluit wordt hier nog iets aan toegevoegd: rechtstreeks invallend zonlicht moet voldoende kunnen worden geweerd.   

Noodverlichting 

In de wet wordt apart aandacht besteed aan noodverlichting. Vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de elektriciteit slecht zichtbaar zijn, moeten zijn voorzien van noodverlichting (Arbobesluit 3.7). Ook is noodverlichting nodig op de werkplek zelf, als dit bij het uitvallen van licht voor gevaren kan zorgen (Artikel 3.9). Is noodverlichting geen optie? Dan moeten werknemers beschikken over individuele verlichting, zoals zaklampen.  

Uv-licht en laserlicht

Voor een aantal lichtbronnen gelden aparte regels. Zoals sterk uv-licht en laserlicht. Vooral medewerkers in de medische en cosmetische wereld worden hieraan blootgesteld, maar ook mensen die werken met grafische processen zoals met grote drukprinters. Meer hierover lees je in het dossier optische straling.