Opslag van gevaarlijke stoffen

Door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf kunnen risico’s bestaan of ontstaan. In veel bedrijven zijn gevaarlijke stoffen aanwezig op verschillende plaatsen. Denk aan werkvoorraden op of nabij de werkplek, restanten of afvalchemicaliën, en opslag van grotere werkvoorraden en van producten in magazijnen.

Wanneer de opslag van gevaarlijke stoffen niet aan de regels voldoet, kan er soms door één lekkende verpakking een keten van gebeurtenissen ontstaan, die leiden tot een calamiteit. Denk aan een corrosieve stof, waarvan de verpakking lekt en die de verpakking van een andere stof aanvreet. Als dat een vluchtige en brandgevaarlijke vloeistof is, ontstaat er brand- en explosiegevaar. Mogelijk treden er ook reacties op tussen de beide stoffen, die weer tot extra gevaar kunnen leiden. Om die reden zijn er aan de opslag van gevaarlijke stoffen allerlei eisen gesteld.

De opslagvoorzieningen voor (verpakte) gevaarlijke stoffen in een bedrijf moeten voldoen aan eisen die gepubliceerd zijn in PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15). In PGS 15 zijn de eisen voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid samengevoegd.

Onderscheid kleine en grote opslagen

In PGS 15 is onderscheid gemaakt tussen kleine opslagen van gevaarlijke stoffen tot 10 ton en grote opslagen van gevaarlijke stoffen vanaf 10 ton. Er is geen onderscheid tussen de opslag van bestrijdingsmiddelen en overige gevaarlijke stoffen.

Uitzonderingen

De regels van PGS 15 gelden vanaf bepaalde ondergrenzen. Deze ondergrenzen liggen afhankelijk van de gevaaraspecten, de hoeveelheid werkvoorraad van de stof en de verpakking tussen de 1 en 250 kilogram of liter. Wel moeten deze stoffen nog steeds verantwoord worden opgeslagen. Dat betekent dat opslag niet op de werkvloer mag plaatsvinden, tenzij het om een werkvoorraad gaat.

Hoeveelheden tot 10 ton

Voor opslagvoorzieningen tot 10 ton volstaat in veel gevallen een basisvoorziening. In bepaalde opslagsituaties wordt vanaf een opslaghoeveelheid van 2,5 ton een brand-detectiesysteem met doormelding geëist.

Hoeveelheden boven de 10 ton

Bij opslagvoorzieningen boven de 10 ton bepalen de gevaaraspecten en het soort verpakkingsmateriaal van de stoffen het vereiste beschermingsniveau. Vanaf 10 ton worden drie verschillende beschermingsniveaus onderscheiden. Naarmate de brandbaarheid van een stof toeneemt, is een zwaarder beschermingsniveau noodzakelijk. In de regels van deze richtlijn is dit onder meer vertaald in de eisen die aan de aanwezigheid en uitvoering van branddetectie, bluswateropvang, en brandbestrijdings- en brandbeveiligingssystemen moeten worden gesteld.

Werkvoorraad

Er mag een werkvoorraad op de werkvloer aanwezig zijn. De werkvoorraad van de gevaarlijke stof moet in een gesloten verpakking zitten en niet meer zijn dan één dag verbruik of één batch. De werkvoorraad mag zich niet bevinden in de rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen.

Wettelijke verplichtingen

De voorschriften in PGS 15 zijn bindend. De werkgever mag andere maatregelen treffen dan PGS 15 voorschrijft. Bij de vergunningaanvraag moet de werkgever dan aantonen dat met die maatregelen minimaal een gelijkwaardige bescherming wordt bereikt van de brandveiligheid, de arbeidsomstandigheden en het algemene milieu.

Ongewilde gebeurtenissen moeten worden voorkomen, bijvoorbeeld door gevaarlijke hoeveelheden en concentraties te voorkomen of ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken. Zie Arbobesluit artikel 4.6b. Daarnaast moeten procedures worden opgesteld, zodat maatregelen worden getroffen om de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis zo veel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld door de werknemers direct in te lichten en ervoor te zorgen dat zij naar een veilige zone gaan. Zie Arbobesluit artikel 4.7.

In de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) moeten de risico’s worden beschreven die zich kunnen voordoen bij of door de opslag van gevaarlijke stoffen. Ook moet de werkgever aangeven welke beheersmaatregelen zijn getroffen. In sommige gevallen moet de werkgever een ongevallen- of calamiteitenscenario opstellen. In het BHV-beleid (bedrijfshulpverlening) en het bedrijfsnoodplan moet in elk geval ook rekening gehouden worden met de gevaren die door de aanwezige gevaarlijke stoffen kunnen bestaan of ontstaan. Bedrijven met installaties die gevaarlijke stoffen bevatten moeten vanaf bepaalde voorgeschreven (grote) hoeveelheden een aanvullende RI&E (ARIE) opstellen.

Voor opslag van explosiegevaarlijke stoffen en gebruik van apparatuur in explosiegevaarlijke atmosfeer gelden de regels van ATEX (Atmosphères Explosibles) 114 en ATEX 153.

Vaststellen veilige opslag

De module ’Opslag’ van de Stoffenmanager adviseert over een veilige opslag van gevaarlijke stoffen op basis van de hierboven genoemde PGS 15.

Maatregelen

Enkele voorschriften voor opslag van veelvoorkomende categorieën van gevaarlijke stoffen zijn:

  • Verschillende gevaarcategorieën moeten gescheiden worden opgeslagen.
  • Schadelijke, irriterende en corrosieve stoffen moeten worden opgeslagen in aparte kasten. Stoffen die met elkaar kunnen reageren (chloor en ammonia, basen en zuren, enzovoort, moeten van elkaar gescheiden worden gehouden: vloeistoffen elk in of op eigen lekbakken).
  • Bijzondere categorieën risicovolle stoffen moeten worden opgeslagen in een veiligheidskast. Bij opslag van vloeistoffen moet de kast voorzien zijn van ventilatie, met afvoer op de buitenlucht. Voor vluchtige, brandgevaarlijke vloeistoffen is dat extra belangrijk.
  • Brandgevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen in een minimaal 60 minuten brandwerende veiligheidskast.
  • Toxische stoffen kunnen ook in een veiligheidskast worden opgeslagen. Zeer toxische stoffen moeten in een afgesloten apart deel van de veiligheidskast opgeslagen worden.
  • Oxiderende stoffen moeten in kleine hoeveelheden in flessen/potten bewaard worden. Deze stoffen mogen niet opgeslagen worden in de buurt van organische stoffen, vanwege het explosiegevaar.
  • Bestrijdingsmiddelen en bepaalde geneesmiddelen moeten verplicht in een afgesloten kast of ruimte worden opgeslagen. Daarbij dient een goed sleutelbeheer aanwezig te zijn.
  • Er mag een werkvoorraad op de werkvloer aanwezig zijn, buiten de opslag. De werkvoorraad van de gevaarlijke stoffen moet in een gesloten verpakking zitten (voorzien van het juiste etiket, zie etikettering) en de hoeveelheid mag niet meer zijn dan het verbruik voor één dag of één batchvoorraad. De werkvoorraad moet op een veilige plaats staan. Deze mag zich bijvoorbeeld niet bevinden in de rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen.