Maatregelen bij het werken met biologische agentia (preventie)

Vanwege de bijzondere positie van biologische agentia is een speciaal bio-arbeidshygiënische strategie gelanceerd (BAH). Deze lijkt heel sterk op de normale arbeidshygiënische strategie die de Arbowet voorschrijft, maar heeft een aantal specifieke elementen die van belang zijn bij biologische agentia, vooral als het gaat om infectieziekten.

Belangrijke maatregelen om veilig en gezond te werken met biologische agentia

1. Bestrijding bij de bron

  • Bestrijd het agens zelf als vervangen niet mogelijk is. De normale arbeidshygiënische strategie gaat uit van vervangen en dat is bij biologische agentia zelden mogelijk.
  • Voorkom dat het agens in de bron komt.
  • Aanpak van de groeifactoren van het agens.
  • Verwijderen van de bron.
  • Desinfectie, ultraviolet licht, chemisch (soms extra gevaar).

2. Technische maatregelen

  • Afscherming.
  • Maak contacten overbodig: kranen en deuren automatiseren ('no touch').
  • Geen katoenen, maar papieren handdoeken.
  • HEPA-filters, sluizen, overdruk, onderdruk etc.
  • Biohazardkasten.
  • Pas alleen niet-poreuze materialen toe.

3. Organisatorische maatregelen

  • Zo min mogelijk mensen bij de bronnen laten komen.
  • Inrichten schoon/vuil zones.
  • Beperking aantal werknemers op een bepaalde plek.
  • Houd speciaal de risicogroepen (bijvoorbeeld zwangeren) weg van de bron.
  • Zorg voor optimale en continue voorlichting.

  • Houd alles goed schoon.

4. Hygiënische maatregelen

  • Gedrag: mogelijk geen hand geven, neuspeuteren, ogen wrijven.
  • Handen wassen, douchen.
  • Contacten vermijden.

5. Persoonlijke beschermingsmiddelen

  • Afscherming huid: handschoenen, kleding, schort, haarkapje, schoenen.
  • Afscherming ogen: brillen, schermen.
  • Afscherming ademwegen: maskers, mondkapjes (mond/neus).
  • Gebruik juiste gereedschappen, zoals veilige naaldsystemen.

6. Vaccinatie

  • Voor zover mogelijk worden aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor de biologische agentia waaraan hij/zij is of kan worden blootgesteld, een vaccinatie aangeboden.
  • Let op dat vaccinatie liefst voor een eventuele zwangerschap wordt gegeven wegens mogelijke impact op ongeborene en andere reactie van het vaccin bij de zwangere.
  • Bij mensen werkzaam in de zorg, maar ook mantelzorgers, ter voorkoming dat patiënten en cliënten besmet worden.

7. Speciale behandeling na blootstelling; het zogenaamde post expositie protocol

  • Het preventief geneesmiddelen toedienen zonder dat de ziekte al aangetoond kan worden (HIV, Hepatitis B). Bijvoorbeeld na een prikaccident met een injectienaald. Simpel gezegd is het streven van PEP het biologische agens (bijvoorbeeld hepatitis B of HIV) weg te vangen uit het lichaam, voordat het zich kan nestelen, met alle schadelijke gevolgen van dien.
  • Van sommige anti-retrovirale middelen is bekend dat ze een schadelijk effect kunnen hebben op het ongeboren kind.

8. Therapie bij ziekte

  • Snel diagnose (laten) stellen: als werknemers waarschuwingssignalen leren kennen, kunnen ze de behandelend arts snel op het goede spoor zetten.
  • Zo snel mogelijk aanbieden van medische behandeling.

Let op groeifactoren van micro-organismen

Uitschakelen van de grootste bron van biologische agentia is lang niet altijd mogelijk. Ze kunnen namelijk bestaan uit (sporen van) micro-organismen die bijna overal in de buitenlucht voorkomen of in grondstoffen die voor het productieproces noodzakelijk zijn. Wel kan in sommige gevallen voorkomen worden dat de omvang waarin de biologische agentia zich voordoen groot wordt (groeifactoren).

De belangrijkste groeifactoren voor micro-organismen zijn water, voedsel en temperatuur. Dat zijn ook de groeifactoren waarbij relatief goed kan worden ingegrepen. Water is vaak de belangrijkste factor. Vochtige omstandigheden moeten over het algemeen worden voorkomen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van water of condens in gebouwen of processen te voorkomen. 

Vaccinatie

Als uit de RI&E blijkt dat er een risico bestaat voor de gezondheid van werknemers terwijl er effectieve inentingen in Nederland beschikbaar zijn, dan moet de werkgever een vaccinatie aanbieden (Arbobesluit artikel 4.91).

  • Vaccinatie is bedoeld als aanvulling op andere maatregelen en komt nooit in de plaats hiervan.
  • De bedrijfsarts adviseert de werkgever op basis van risico-inventarisatie over het werk.
  • De werkgever biedt vaccinatie aan werknemer aan met de begeleidende individuele voorlichting. De werknemers moeten op de hoogte worden gebracht van de voor- en nadelen en worden bijgestaan in een individuele afweging.
  • De vaccinatie maakt onderdeel uit van de arbeidsgeneeskundige begeleiding en vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een bedrijfsarts.
  • De werknemer beslist over het al dan niet vaccineren.
  • De aan de werknemers aangeboden vaccinatie mag geen kosten voor hen met zich meebrengen. De kosten van vaccinatie zijn voor de werkgever.
  • Er kan een vaccinatiekaart worden opgesteld, die aan de betrokken werknemer en op verzoek aan de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven.

Zie ook